Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] XXII Rijk - ‘Zeg, zijn wij rijk?’ 'k Hoor nog hoe Brôer dat vroeg. Tevreden kind, van weelde veilig zeker, Wees ik vol brood de korf, vol melk den beker, De gulden klok, die zonnig de uren sloeg. 'k Liep zingend blij door huis en tuin. Geen keek er Vijandig - Ja, toen was ik rijk genoeg. Op ál zijn wangen, als hij rozen droeg, Kuste ik mijn roozlaar. Kleurde ziekte bleeker Mijn schraal gezichtje, ik leed geduldig vroom, Herdenkend Hem, die voor ons heil kwam lijden. In 't lieve tuintje omhelsde ik elken boom. Mijn avondbêe was louter dank belijden, Beschermende Englen kalm mijn sluimer wijden. En handenvouwend gleed ik weg in droom. Vorige Volgende