Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] IX Prentjes kleuren. Ik zie mijzelve als kind, dat prentjes kleurde: Het Westen rood, de verre bergen, blauw, Groen, rood en geel, de late herfstlandouw. Ik rook aan 't plaatje hoe October geurde En voor mijn oogen dreef een tranendauw. 'k Wist niet waarom mijn hart was blij en treurde, Wijl stille weemoed zoete liedjes neurde Diep in mijn ziel, doorbeefd van hoop en rouw. Ik vroeg 't mijn Vader, die mijn vriend wou wezen, Als, warm en veilig, nestlend, handje in hand, 'k Zat op zijn knieën - Avondneevlen rezen, Een krekel sjirpte, een ruit stond roze in brand. Hij wist geen antwoord. 'k Had geen spot te vreezen, Maar eenzaam bleef ik in mijn droomenland. Vorige Volgende