Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] VIII Verwondering Ik hield uw hand vast en de zon ging onder En kleurde rood de huizen langs de gracht. De donkre boomen suisden heimlijk zacht. En 'k voelde opeens mijn leven als een wonder. - Hoe kom ik hier? Wie heeft mij hier gebracht? Vanwaar? En diep bewust en vreemd bizonder Voelde ik dat uur. 'k Zocht niet naar woordenzonder Veel woorden leefde ik, kind dat eenzaam dacht - 'k Zie duidlijk weer, in duizelver verleden, Als toen uw hand er leidde trouw mijn schreden, Dien weg, dien 'k nooit met u meer zal betreden, Dien 'k weer aanschouw in de ure van mijn dood, Waar uit den vrede van mijn kinder-Eden Mijn ziel ontwaakte in zomeravondrood. Vorige Volgende