Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] LXI. In 't purperen Westen gloeit de zon, De hemel is één blozen En ginder, bij de rozenheg, Daar speelt een kind met rozen. Een lachje plooit haar frissche wang, Haar lipjes zijn frambozen, Zij heeft haar blonde lokkenpracht Gesierd met wilde rozen. Haar hoofdje is zelf een hagebloem, Een rozewolk, haar kleedje; En als zij over 't beekje bukt, Dan ziet ze een rozefeetje. Vorige Volgende