Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] XLVI. De bloemen verwelken alomme; Mijn hart is zoo moede, zoo ziek. De gelende bladeren vallen, 'k Hoor nergens vogelmuziek. In den blauwen Septembernevel, Die 't welkende loover omhult, Daar suizelt een lieimlijk gefluister, Dat mij met angst vervult. En toch - in de kruinen der boomen Sluimert de westewind; Geen blaadje beweegt; en ik sidder Gelijk een verlaten kind. Och! 'k voel mij zoo droef en alleenig, Ik beef als een espenblad. Zoo kil en zoo grauw is de hemel Zoo dor en zoo donker mijn pad! Vorige Volgende