Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] XLIII. 'k Ben menigmaal, het oog vol tranendauw, In sprakelooze aanbidding neergezonken, Wanneer de maan verrees in 't avondblauw. De sterren lokten mij, van waar zij blonken, - Ver, eindloos ver - met onweerstaanbre macht, Als millioenen bemelliefdevonken. En 'k bad om vleuglen, in den stillen nacht: - O dat ik eens de oneindigheid doorkliefde! - Helaas! wanneer? ik heb zoo lang gewacht. Verga de twijfel die mijn ziele griefde, De hellegeest die met mijn lijden spot! O Liefde! ik kan niet leven zonder liefde! O God! ik kan niet leven zonder god! Vorige Volgende