Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] XXXIII. Wieglend op den ranken stengel, Wendt, de bloem haar aangezicht, Als een bruidje naar den bruigom, Naar het gouden zonnelicht. Waren al haar blaadjes vleugels, O ik wed, zoo vlug zij kon Zou de bloem haar stengel breken Om te vliegen naar de zon. Groote blanke tranen weent zij Heel de bange lange nacht, Maar haar lijden is vergeten Als de zon baar tegenlacht. Vroolijk heft zij 't blonde kopje, Vol vertrouwen, naar omhoog. Elken morgen kust de zonne Weer de tranen uit haar oog. [pagina 89] [p. 89] Moet de bloem in 't najaar sterven, 'k Lees dan nog op ieder blad: - 'k Heb het leven recht begrepen: 'k Heb de zonne lief gehad! Vorige Volgende