Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] XXXII. Vóór het groen fluweelen grasperk Staat een kind van zeven jaar. Frissche wangen, rozekleurig, Vuurrood jurkje en goudblond haar. Luid, met lieve namen, roept ze Al haar duiven bij elkaâr, Steekt haar handje in 't grijze linnen Op geheven boezelaar, Strooit de korrels vol en voedzaam Op het geele kiezelzand. Blanke en bonte duiven pikken, Eén zelf uit haar kleine hand. Eén doorklieft met snelle vleugels Blank als sneeuw, de blauwe lucht, Strijkt dan op haar schouder neder, Vroolijk, voor geen straf beducht, [pagina 87] [p. 87] Laat zijn donzen halsje streelen, Eet de korrels uit haar mond, Trippelt met zijn rozevoetjes Tusschen 't welig lokkenblond. Schilderachtig is het groepje. O zoo ik het malen kon, Rijk aan verven, goud beschenen Door de lentemorgenzon! Vorige Volgende