Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] XXIII. Naakte armpjes, kleedje rozerood, Twee wangskens, bleeker dan de dood, Droef kloppend harte, zwaar als lood! De lokken sierde een leliënkrans, In de oogen blonk een vreemde glans... Hoe vroolijk snelde zij heen ten dans! Vlug zwenkten de brooze voetjes rond.... Steeds vlug en vlugger, tot d'ochtendstond.... Een lachje omzweefde haar kleinen mond. Maar, toen zij eindelijk henenreed, Wist niemand, niemand, hoe wrang een leed Daar knaagde, in 't rozeroode kleed! Vorige Volgende