Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] XXVI. Bloedrood, doorblonk der outerkaarsen vlam Den schemerschijn, waar wierookwolken dreven, En door de rijkbemaalde glazen kwam Een regenboog van mystisch licht rne omzweven. Ik voelde mijn gevouwen handen klam En mijn gebogen kniëen zachtkens beven. 't Was of me een engel in zijne armen nam En opwaarts voerde naar een eeuwig leven. O zielbetoovrend was die kleurengloed! Niet langer zocht ik, in den geurenvloed Verzonken, woorden om mijn God te loven. 'k Was één gebed. - Daar rees voor mijn gezicht 't Apostelbeeld, gehuld in zilverlicht, Wiens manuren vinger plechtig wees naar boven. Vorige Volgende