Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XXIV. De bestrooit den blauwen vijverpias Met gansch een vloed topazen en robijnen. De zoele wind, alvorens weg te kwijnen, Beweegt de bloemen van liet oevergras. Een zachte golving van gebroken lijnen Zweeft in den vijver, trouw als spiegelglas, Waar muggen zwermen tusschen 't struikgewas En gouden wolkjes komen en verdwijnen. De roode stralen vloeien, drop bij drop, Langs grijze wilg en bruinen beukentop, Op 't siddrend loof der popels en der elzen. Traag zinkt de zon in 't purper wolkengraf, Alsof baar avondkus de wijding gaf Aan aarde en hemel, die elkaar omhelzen. Vorige Volgende