Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] XX. Door 't lichte loover van den blanken berk En 't rosse beukgebladert, zift de regen. Die koele druppels brengen kracht en zegen. - Eerst trokken grauwe nevels over 't zwerk. Toen zong de wind alleen; de vogels zwegen En scholen angstig weg, met snelle vlerk. Nu ruischt de regen op het rozenperk En frissche bloemen lachen hlij mij tegen. Reeds blauwt de hemel weer, de merel fluit, De zonnestralen kussen halm en kruid En alles geurt, bevonkeld met juweelen Zoo laven tranen soms de jonge maagd. Een straal der hoop komt ras hare oogen streelen; Ras heeft de zon de lentebui verjaagd. Vorige Volgende