Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] XIX. En langzaam, uit de blauwe diepte, wellen En langzaam, uit blauwe diepte, wellen De tintelende sterren op en dringen Te voorschijn. - Vlieden wij onze enge cellen! Naar 't wijde woud, waar nachtegalen zingen! O zouden englen thans naar de aarde hellen En dit hunne oogen zijn? Gij hemellingen, Verscheurt de banden die mijn hart omknellen, Verleent mijn ziele duive- of dichterzwingen! In 't siddrend loof, waardoor de sterren pralen, Verkwijnt de liefdezang der nachtegalen. Op eens doordringt een goddelijke rust mij. Ik laat een zucht mijn boezem vrij ontglippen En zachtjes streelt de wind mijn haar en kust mij Onuitgesproken woorden van de lippen. Vorige Volgende