Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] XVIII. Een straal van hoop viel in mijn lijdensnacht. Ik beefde en zie! daar blonk me een hemel tegen. Op mijn gebogen voorhoofd daalde uw zegen, Uw dichterzegen. - En ik weende zacht. Mijn tranen vloeiden als een milde regen. Ik had zoo lang dit plechtig uur verwacht. Mij trok naar u een onweerstaanbre macht, Mijn hart ging open en mijn smarten zwegen. Het was een droom. - 'k Heb nimmer nog uw hand Mij op de lokken zeegnend voelen rusten, Zoo zacht alsof mij engellippen kusten. De zoete zwerver uit mijn droomenland Is heengevlogen - zoo doen alle droomen! - En heel mijn droefheid is weerom gekomen. Vorige Volgende