Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] XIV. Wanneer ik sleip, den boezem vol gebeden, Een' vredeglimlach zwevend op mijn wang, - Een vlinder op een bloesem - lang geleden, Dan trilde op eens de lucht van zuivren zang. Mijne oogen, toegekust met zoeten dwang, Ontwaarden licht door hun gesloten leden, Mijn harte zwom in heil en klopte bang, Wen, ruischend, wieken langs mijn voorhoofd gleden. O reine geest, mijn droeve ziel ontvloden, Zendt God alleen aan 't kind zijn hemelboden? - Ja, englen dalen nog, maar niet voor ons. Verleen me uw kracht mijn daemon te bestrijden En, tot verpoozing van mijn levenslijden, De koele schaduw van uw vleugeldons! Vorige Volgende