Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] XIII. De lange, mulle zandweg, die mijn schreden Omwolkt met dwarrlend stofgoud, slingert voort, Waar blonde halmen, nog niet afgesneden, Als losse lokken golven langs den boord. O sneller! ginder lokt me een looverpoort, Zoo groen en bloeiend als de poort van Eden. Hier klop ik aan, hier mag ik binnentreden; Ik heb der vooglen welkomstlied gehoord. De takken wuiven, vol van zomerzangen; Verkoelend lommer regent op mijn wangen, Mijn stille stap verzinkt in geurig tlrijm. In 't groenig schemerlicht, waar zonnestralen Langs bladerkroon en bloementrossen dwalen, Daar is het zoet te spelen met een rijm. Vorige Volgende