Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] XII. Ik heb ze lief, de laantjes in April, Hun bottend groen, waar nog geen vogels wonen, Hun spruitend gras bezaaid met anemonen, Als ware 't lentesneeuw, die bloeien wil. Wel steekt de zon, wel zijn de kleuren schril, Waarmee zich aarde en hemel nu vertonnen, Maar buk: 't viooltje zal uw zwerven loonen. Hier ruischt een koor, al waant ge 't nog zoo stil. Hier waait een geur van nieuwe lentesappen, Van bloemen, die hun zoet geheim verklappen, Gedoopt in stralengloed en morgendauw... Die looversluier door April geweven, Die frissche wind, die lucht zoo vlekloos blauw, Doen zielsverlangen in mijn borst herleven. Vorige Volgende