Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] VII. Slap laat de wilg, waarin de winden klagen, Haar lange takken in den vijver hangen, Terwijl de golfjes, die haar loof ontvangen, De zilvren blaadjes ver van d'oever drangen. Dat rillend ruischen klinkt als grafgezangen! In plaats van vogelliedjes, wilde vlagen Van storm en regen. 'k Voel mijn hart versagen En bange tranen stroomen langs mijn wangen. Ik zie het loover, met Septembers verven Bemaald, neerdwarrlen; 'k zie het water wassen, Waarin de zware druppels gonzend plassen. 'k Hoor om het huis, profeten van verderven, Doordringend schril, de zwarte kraaien krassen - En 't is mij vreemd te moede, als ging ik sterven. Vorige Volgende