Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 202] [p. 202] XCVI. Vreugdverlangen. Ik weet het wel dat álle vreugden voeren, Als blijde beken naar de sombre zee, Naar d' ondoorgrondlijke' oceaan van wee, Waar kolken dreige' en donkre monsters loeren. 'k Weet dat de ziel, die klapwiekt hemelreê, Zich lachend vangen laat in weeldesnoeren, Doch later haat dien niet te breken stoeren Fluweelen druk: zij kán niet stijge' er mee. [pagina 203] [p. 203] En toch, ik wil, ik moet naar vreugde streven. Ik hef de hande' en roep de goden aan: - O wilt éen vreugde, een vlam gelijk, mij geven, Die rood doorgloei mijn grijs en kil bestaan! Voor de éene vreugd zou 'k loven heel mijn leven, Na de éene weelde willig sterven gaan. Vorige Volgende