Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] LIX. Gelijk de bruinverweerde Visscher.... Gelijk de bruinverweerde visscher, die moet sleuren, De ruige rotsen óp, zijn loodzwaar net vol visschen, Niet kán genieten kalm en blij van avondfrisschen Fluweelen zeewind en geheimvol golvenneuren, Doch moeizaam sleept hij mee zijn doode vracht, met wisschen Van zweet, dat wreed verblindt voor zee- en hemelkleuren En 't vloeiend parelmoer, waaruit hij buit kon beuren, Is hém geen vreugd; - zoo sleur ik doode heugenissen. [pagina 122] [p. 122] Hoe moede en zwoegend sleep ik voort mijn doode dagen! 'k Moet met die zilte prooi verlengen bitter leven. En daaglijks zwaarder wordt mijn doode last te dragen. En droomig avondrood noch teeder nevel-beven Mag de afgematte ziel, die niets meer kan dan klagen, De jonge extase om Levens schoonheid wedergeven. Vorige Volgende