Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] IV. Bij 't wiegje. De moeder wenkt, één vinger op de lippen, en wijst naar 't wiegje, waar de kleine sluimert. De vader buigt zich over 't kindje en glimlacht. - ‘Die ronde vuistjes lijken wel twee rozen! Hoe rustig haalt hij adem en hoe lief zijn die volle wangen en die fijne lipjes! Vrouw, heeft hij nog niet lang genoeg geslapen? Ik zie zoo gaarn die heldere oogjes blinken!’ Schalksch dreigt haar vinger. - ‘Kus mijn kind niet wakker! Ons kind...’ En langzaam glijdt haar handje in zijn hand, en beiden blikken in elkanders oogen. Vorige Volgende