Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] III. Verboden vrucht. De kersen blozen op den blanken muur. Hoe sappig lacht de rijpe roode vrucht! De kleine jongen plukt zijn handjes vol, en kijkt eens om, of niemand hem gezien heeft. - Jawel, Grootmoêken zit daarginds, aan 't venster, maar 't goedig oudje prevelt haar gebeden, verschuift de kralen van haar rozekrans, en slaat een kruisje nu en dan, vol aandacht. Op 't vensterbankje slaapt de grijze poes. Geen mensch verklapt den diefstal! - Rood als vuur, het vlasblond haar getrokken over de oogen, ontvlucht de jongen met zijn lekkren buit. Vorige Volgende