Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] XXXIV. Aan een lelie. Sneeuwwit heft ge uw kelk op den ranken stengel, trotsche lelie! Hoog, als het past der reine, beurt ge 't blanke hoofd. Aan uw rijken dos kleeft vlekje noch slijkspat. Laat mijn blik een wijle op uw schoonheid rusten! Laaf mijn dorstend oog met uw blanken beker! Honig zuigt de bie uit uw boezem; ben ik minder dan 't bieken? Heerlijk straalt uw pracht, doch mijn oog verblindt zij. Weenend wend ik mij naar de zachte roze: blozend buigt zij 't hoofdje en haar kelk ontperelt menige dauwdrop. Vorige Volgende