Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] XXXIII. Noordsche vlagen. Niet langer wil ik bezingen de roze en den nachtegaal. Het liefelijkst lenteliedje wordt op het laatst banaal! De boomen wenken en wuiven, het loover ruischt: - ‘O kom!’ De vogelen roepen: - ‘Zing toch!’ De meidoorn bloeit alom. Vol geuren blaast de Meiwind, en waait den weemoed weg. Seringen en wilde rozen ontluiken aan struik en heg. [pagina 120] [p. 120] Reeds bengelen blauwe klokjes in 't nieuwe lentegras. Vriendelijk spiegelt de zonne haar stralen in beek en plas. Doch noordsche vlagen hebben zóóveel in knop verwoest, dat ik niet kan begrijpen, waarom het bloeien moest. Vorige Volgende