Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] XXXII. Zestien jaar. Het rozenboschje staat in bloei, en morgen word ik zestien jaar! Een schoone knaap heeft mij gegroet, een schoone knaap met zwartbruin haar. In 't wilgenlaantje, langs de beek, plukte ik een roosjen uit de heg. Hij neurde een lustig lentelied. Breed is de beek en smal de weg. Hij groette mij, ik groette weer. Hij werd zoo rood, ik werd zoo bleek! 'k Weet niet waarom, ik durf niet meer te gaan naar 't laantje, langs de beek. Ik denk aan hem op school, in huis, ik droom den ganschen nacht van hem! En wat ik doe of waar ik ga, ik zie dien blik en hoor die stem. [pagina 118] [p. 118] Het rozenboschje staat in bloei. 't Klopt hier zoo vreemd, half bang, half zoet! En of ik wil of niet en wil, in voel dat ik hem minnen moet! Vorige Volgende