Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] XVI. Kinderspel. Roodbeschenen door den vuurgloed, zit de kleine op moeders kniëen, warrend, met de bloote voetjes, in de warme wollen plooien van 't haar los omgolvend kleed. Trillend, blozend van begeerte, strekt hij de armpjes naar omhoog, woelend met zijn rozehandjes in de bruine lokkenweelde, tot de kleine fijne vingers wat hen lokt bemeesteerd hebben. 't Is een blanke geurge herfstbloem, waar zij 't glanzig haar mêe sierde. Triomfantlijk juicht de knaap, nu eindlijk hem de roof gelukt is, trekt de zachte bleeke blaadjes, schaterlachend, van elkaar. [pagina 91] [p. 91] Doch de moeder zucht, terwijl zij glimlacht; op haar schoone trekken daalt een lieflijk waas van weemoed. Groeit haar zoon tot man, dan zal hij spelen 't onmeedogend spel met liefdevolle vrouwenharten, en ze ontblaadren, als die bloem! Vorige Volgende