Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] XIV. Sproke van minne. Bij zit in den glans van haar lampje, en prangt op haar molligen schoot een knaapje met zijzachte lokken, de rozige voetekens bloot. - ‘En wilt ge nog niet naar uw bedje, mijn dartele, blozende guit? en strekt ge verlangend naar vader, als vleugels, uwe armpjes uit?’ Wel glimlacht de vader eens even, toch schrijft hij maar vlijtig voort. Daar schatert de lach van den kleine, een zilverhel akkoord. Daar speelt een zwevende schaduw op 't half beschreven blad. Twee fulpen handjes strijken des vaders voorhoofd glad. [pagina 87] [p. 87] Twee vleiende lipjes kussen de rimpels van 't peinzen weg. - ‘De jongen wil nog niet slapen; vertel hem een sprookje, zeg!’ En zie! daar ontsluit hij zijne armen voor beiden, zijn kind en zijn vrouw, en fluistert een sproke van minne, een sproke van minne en van trouw. Vorige Volgende