Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] XI. Medelijden. 'k Weende stil en zie! terwijl ik weende, werd mijn weemoed weelde. Zachtkens zong de wind. Het was mij of een hand mijn wangen streelde. 'k Sloot mijne armen, liefdesmachtend, om den boom, de groengetopte. Trilde niet de stam? - Mij was het of een hart aan 't mijne klopte. Vorige Volgende