Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] L. Dauwdrup en zonnestraal. De zomerzonne werpt een gouden speer in 't hart der bloem, die blikt naar 't hemelblauw. Getroffen buigt zij 't bleeke hoofdje neer, en kust de lucht met zuchten, geurig lauw. Zij mint den wreeden zonnestraal zoo teêr, en kwijnt van liefde en smart. Zij ademt flauw, en weent een laatsten reinen perel dauw op 't grasfulp aan haar voet..... en is niet meer. Vol welgevallen ziet de zonnestraal zijn beeld weêrkaatst, met zevenkleurgen praal, in 't drupje dauw, de stervenstraan der bloem. Voorzag de doode wat gebeuren kon? Nu smelten saam, vereend door liefde en roem, het kind der aarde met den zoon der zon. Vorige Volgende