Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] XLVII. Bange droomen. Vaak schrikt de moeder, die haar kind verloor, uit bange droomen wakker in den nacht, en richt zich op en leent een luistrend oor: - ‘Kreunde in zijn wiegje niet de kleine zacht?’ Dringt tot haar sponde een grillig schijnsel door van lichte maan of witte wolkenjacht, dan ziet zij, engeltje in een englenkoor, zijn lief gezichtje, dat haar tegenlacht. Met hangend haar en als een doode bleek, ijlt zij naar 't plekje, waar zijn wiegje stond en waar, met hem, haar levensheil bezweek. Ach! op zijn grafje tieren bloem en gras, om 't grauwe zerkje vliegt de vlinder rond... God! zoo haar kind schijndood begraven was! Vorige Volgende