Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] XLIII. Natuurbeschouwing. In blond gebladerte of in deinend koren zoekt gij alleen der liefste lokkentint. De roode bezie heeft haar schoon verloren, als gij daar niet haar mondje in wedervindt. Bij wilde roos en blanken hagedoorn herinnert ge u de wangen, die gij mint, bij 't schelpje aan zee den vorm van meisjesooren bij 't hemelblauw de kleur van kleedje of lint. Haar adem wilt ge in 't fulpen windje voelen, haar stralenblik bestarnt den hemelboog; 't gras wordt lang haar, waarin uw vingers woelen. De bloem vol dauw gelijkt haar lieflijk oog, en weidsche wouden, waar de vogels schallen, wijdt haar uw hart, als heilge tempelhallen. Vorige Volgende