Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] XL. Brynhilde. En Sigurd trad de burchtzaal in. Daar lag een jonge held in vollen wapendos. Den slaper nam den helm hij af en 't ros - goud pantser korf hij open. En hij zag een aanschijn, lieflijk als een lentedag, waarlangs een vloed van gulden lokken los neergolfde, en, op die donzen wang, den blos, waar slechts een maagdekoon mee prijken mag. Hoe beeft, bij 't staren naar die blanke borst, Brynhildes helm en 't heldenzwaard ter hand, hij die geen vreeze kent, van liefdedorst! Ze ontwaakt, zij rilt en richt zich op... zij spreekt: - ‘Heil wie mij wekt! Wie zijt ge en uit welk land?’ wijl de onversaagde bij haar blik verbleekt. Vorige Volgende