Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] XXXIX. Aan een onbekende. II. In 't blinkend blauw, doorgloeid van zonnestralen, zag ik den gouden Lentemorgen tronen. Mij trof hij echter worstlend met daemonen, nog onbewust of ik mocht zegepralen. Doch plots - o vreugd waarvoor mij woorden falen! - doortrilde een lied, als verre vedeltonen, mijn ziel en riep de roosverf naar mijn konen, en zegen voelde ik op mijn lokken dalen. Mijn waanzin week en, bij dien zoeten zegen, ontlook mijn hart. Zoo gaat een woudbloem open, komt hemeldauw haar met zijn tranen doopen. Zoo vond de vorst, wiens wilde pijnen zwegen, een stonde vreê bij Davids harpakkoorden. O zend mij weder uw gewiekte woorden! Vorige Volgende