Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] XXX. Hemelvuur. Rond om het huisje bloeide een kleine tuin. Plots uit den hoogen schiet een bliksemschicht en treft een eik. Daar vlamt en kraakt de kruin, daar scheurt de schors - en de oude woudreus zwicht. Het strooien dak vat vuur. Verpletterd ligt de wrakke woning; 't huisje stort in puin. En wie daar woonde, een landman, forsch en bruin, wordt nu begraven met zijn weenend wicht. Eén brokje muur bleef, 'k weet niet hoe, gespaard. Met wingerdloof en klimopgroen bekleed, lacht zonnig lief dat muurtje in gindschen gaard. Beschouw 't van verre, o wandlaar, wees niet wreed, en pluk geen blad van dien geblaakten muur! Wat rest van 't kluisje is zwart van hemelvuur. Vorige Volgende