Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] XXVII. Slapen gaan. Als de avond viel en 't kindje, moê van 't spelen, in de armen zonk, die moeder openspreidde, en, op haar schoot, zich wang en haar liet streelen, droeg zij hem vaak naar 't bedje, dat hem beidde. Dan was 't een kussen, babblen, kozen, kweelen, waar 't moederhart zich juichend in vermeide! - ‘Geen macht, zoo dacht ze, kan mijn kind me ontstelen, geen menschenhand, die van elkaar ons scheide!’ Wanneer van 't loover morgenperels dropen, dan gingen weer twee mollige armpjes open, twee frissche lipjes riepen luid: ‘Goe morgen!’ En weder daalt de rozige avondstonde, en 't kindje slaapt in de eeuwig stille sponde. Het kleine kistje is onder de aard geborgen. Vorige Volgende