Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] XXVI. Verloren eden. Ver was 't gevloekte menschenpaar gevlucht. Geen tranenvloed, die 't vuur der wroeging bluschte! Doch over Adam's lippen kwam geen zucht, wanneer hij, bleek, in Eva's armen rustte. Steeds vond hij op de lippen, die hij kuste, den wrangen nasmaak der verboden vrucht. En immer droomde zij, de schuldbewuste, van 't Paradijs, vol zang en bloemenlucht. In beider boezem bleef Verlangen blaken. Wat baatte zelfs de glimlach van hun kroost? Naar 't heil van vroeger moesten ze eeuwig haken. O zulk een lijden tart de zoetste troost: te smachten, waar 't gebod werd overtreden, naar 't smetloos rein van 't eens verloren Eden! Vorige Volgende