Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] XXI. Geurlooze bloem. ‘Daar ligt de roos, een geur - en kleurloos ding de roos, waarop zij eens haar lippen drukte, waarmee zij, blij, de blonde lokken smukte. 't Is de eenge bloem, die zij van mij ontving! 'k Zie nog den struik, waaraan het roosje hing te bloeien en te blozen, toen 'k het plukte. Blauw was de hemel, die mijn oog verrukte, en 't lied der vogels klonk: - “Heb lief en zing!” Die zomermorgen! O 't is lang geleden! 'k Was zestien jaar, toen ik die bloem haar bood. Zij lispte: “Dank!” en werd van vreugde rood. Ja, 't is mij weergezonden, op mijn beden, dat gele doode roosje. - Raak 't niet aan! Het is zoo oud: het mocht in stof vergaan.’ Vorige Volgende