Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] XVIII. De lezende. Bij leest; haar ziel blijft aan de bladzij hangen. Zij laat zich leiden naar het droomenland, schier ademloos, met vonklend oog en wangen, waarop de blos der roodc rozen brandt. O zomerzon! o gloed der minnezangen! Het liedrenboek ontglipt haar blanke hand. Daar heft zij 't op en drukt, vol wild verlangen, haar roode lippen op den rooden band. O zag haar thans de dichter! Vurig drukt zij haar lippen op de letters van zijn naam, en vouwt, om 't lieve boek, de handen saam. Daar springt zij op en zie! een roosje plukt zij en legt de zomerbloem bij 't liefdelied. O zanger! voelt ge 't in uw droomen niet? Vorige Volgende