Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] XVI. Aan professor J.A. Alberdinck Thijm. Toen zonnestralen 't gras met goud bemaalden, en weeldezangen 't wilde woud doorklonken, toen, waar ik zwierf, mijn droomen met mij dwaalden, en, als een beker, 't hart vol hoop mij schonken, toen blauwe bloemen sprookjes mij verhaalden van eeuwge minne, toen ik, zonnedronken, langs lanen toog, bezaaid met dennenaalden, waar de ochtend bloosde en morgenperels blonken, - toen zong ik niet, al zocht mijn ziel naar zangen, al beefden klanken, in mijn ziel gevangen, bij zomertijd den vogel afgeluisterd. Toen woudmuziek en hemelblauw verzwonden, heb ik mijn lied, mijn eenzaam lied, gefluisterd. En zie! 't heeft weerklank in uw ziel gevonden! Vorige Volgende