Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] XV. Herfstavond. De boomen blozen bij den vlammenblik der najaarszon en strooien hun gebladert op 't vochtig zand der bruine dreve, dik bezaaid met loover, rood en goud dooraderd. De noordewind verkondigt met een snik: - ‘De Winter komt, zijn bleeke bode nadert, November, droef in 't grijs gehuld.’ En ik dool gansch alleen, waar 't schimmenheir vergadert. Zie! Herfst en Avond zwerven door het bosch; hun nevelmantels slepen over 't mos, zij raken 't woud met purpren tooverroeden. In 't stervend loof verkwijnt een vogelklacht. De zonne daalt, roodstralend in den nacht. Die zon! 't is of 'k mijn eigen hart zie bloeden! Vorige Volgende