Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] XI. Glimlach. Gold mij de lach, dien 'k om uw lippen zag, niet, mijn blonde ster, mijn rozigblanke roze? Neen, zie mij niet zoo lachend aan, ik lach niet! Bemin! bemin! geen liefde is uit den Booze!’ - ‘'k Weet niet waarom ik beurtlings beve en bloze. Een vluchtig rood der kimmen is de dag niet. O mocht ik eindlijk minnen! dan, ik mag niet: mijn vrouwetrouw is voor geen trouwelooze. De zonne kust mij warmer dan uw lippen; de sterren glansen aan de blauwe bogen, met meerder liefdestralen dan uwe oogen. De zuidewind waait, zachter dan uw zuchten, vol bloemengeur, mij om de lokken henen. Spreek mij van liefde niet! gij doet mij weenen. Vorige Volgende