Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] IX. April. Lichtblauwe lucht, waar leeuwerikken zingen! Herboren woud, waar nieuwe sappen wellen in de oude stammen, bladerknoppen zwellen en donzen blaadjes, blij, in 't zonlicht springen! De jonkman komt zijn liefje in de armen snellen. Zijn 't dorenstruiken, die haar voetjes vingen, dat zij dus wankelt? Innig teeder knellen zijn krachtige armen, die tot kussen dwingen. Verdiept in zwijgen, ademloos, betooverd, - een jeugdige olm, door wingerdgroen omlooverd - omklemt hij haar. Geen woorden kan hij vinden. Doch, rozerood gelijk een perzikbloesem, zoekt zij zich uit de omhelzing los te winden, en... bergt haar blozen aan zijn breeden boezem. Vorige Volgende