Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] VIII. Zomeravond. De kleine villa's met haar bloemenhoven zijn voor mijn oog, dat voorwaarts blikt, verdwenen. Hier blauwt een wijde vijver, waar omhenen de boomen, vol verlangen, nader schoven. Een kleurlooze avondhemel welft zich boven het stille water, door de maan beschenen. Rondom het planken brugje, witbestoven, hoor 'k, in het loover, koele winden weenen. Twee blanke sterren vonklen, rein en teeder. Twee blanke zwanen drijven op en neder, bevallig zwenkend, langs den gladden spiegel. Daar bloeit de maan, een witte waterroze, haar kelk ontplooiend tusschen 't golfgewiegel. Een schoon tafreel, waarvoor ik zwijgend pooze. Vorige Volgende