Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] VII. Geloof. U heb ik lief, mysterievolle wouden, veelstemmig koor van vogelen en winden! 'k Herinner mij, hoe, bij 't geruisch der linden, in vrome aanbidding, zich mijn handen vouwden. Een heilge vrees beving mijn hart, als zouden in 't wieglend loof mijn blikken geesten vinden. 'k Begroette in elken zonnestraal een gouden gezant, die aarde en hemel kwam verbinden. O zaalge huivring! zoet geloof! Mijn oog las een letter van Gods naam in elke sterre, die, zilverrein, mij tegenblonk, van verre. 'k Had gansch de wereld lief. De blauwe boog was mijn doel en, als de leeuwrik hooger strevend, zong blij mijn ziel, in licht en wolken levend. Vorige Volgende