Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] VI. De weg in 't woud. Indien gij weet wat leven is en lijden, en welk een zee van weedom in een traan ligt, laat mij dien hollen weg in 't woud vermijden, verg niet, dat ik mijn schreden naar die laan richt! Daar sluipen schimmen rond van vroeger tijden, een geestenheir, doodsbleek in 't zilvren maanlicht. O laat geen lach die stille plek ontwijden, geen ruwe spot, waarvoor de zoete waan zwicht! Zacht zingt de wind een lied van eeuwig scheiden en, voor mijn voeten, dwarrelt van de takken - een gouden regen - geel en rossig loover. Vrij moge 't bosch een nieuwe lente beiden! De blaadren, die in 't slijk der wegen zakken, zijn dood, voor eeuwig. Dan, wie treurt daarover? Vorige Volgende