Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] III. Een kinderhand. En door een handje, mollig als fluweel, liet ik mij leiden langs de kronkelpaden. Bestrooid met ritslend najaarsloover, geel en purper, was de weg die wij betraden. Stil was de lucht, waar fijne blanke draden in 't ijle zweefden. Trillend, als een vêel of als een dichterziel, met rouw beladen, zong droef de wind in popel en struweel. Maar, vroolijk snappend, liep naast mij de kleine, en vestte op mij den blik, de hemelsch reine, en trok mij voort langs dreve en akkerland. Mijn hart schoot vol bij 't wonderlied der boomen; ik sprak geen woord. - Nog voel ik, in mijn droomen, de lieve warmte van die kinderhand. Vorige Volgende