Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] II. Lentekus. Zijn niet de rozen rood van liefdelust? En trillen niet, gebaad in maneglansen, de hooge popels, die het meer omkransen, wanneer de wind hun smachtend loover kust? Zoekt niet de vlinder heil- en honigkansen bij elke bloem, waarin hij zalig rust? En spranklen niet, hun goddlijk schoon bewust, doorgloeid van zonnevuur, de blauwe transen? ‘Natuur is God en God is Liefde!’ zingt heel de aarde, zwemmend in een zee van liefde. 'k Weet niet waarom een traan mijn oog ontspringt. Met éénen kus der lente is wat mij griefde verdwenen - en, geloovig als een kind, omhels ik lucht en licht en geur en wind. Vorige Volgende