Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Sonnetten. Aan de nagedachtenis van Jacques Perk. [pagina 13] [p. 13] I. Dageraad. Snel glijdt mijn voet op mos en geurig kruid, waar morgendamp de sluimerende lanen in blanke mantelplooien hult. Reeds luid klinkt, op de hoeven, 't schor gekraai der hanen. Stil! hoor hoe tusschen witte wolken, zwanen op 't blauwe luchtmeer, schel de leeuwrik fluit! Zie! de aarde weent van zaalge ontroering; tranen besproeien 't loover, trillend als een bruid. Omkransd van rozeneevlen stijgt de zonne ter kimme, liefdeblozend. Heide en woud begroet zij met haar kus van vuur en goud. En dorstig wend ik naar de stralenbronne mijn aanschijn, dat naar licht en leven smacht. - Nog is het donker in mijn ziele.... Ik wacht! Vorige Volgende