Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] LXVIII. Aan mijn vader. O stille ziel, in 't kranke lijf gekluisterd, Zijt ge eindlijk nu bevrijd van aardsche ellende? Ja, dood is weergeboorte en lijdensende. 't Is of uw stem 't mij zelv' heeft ingefluisterd. Verheerlijkt zie ik, waar ik de oogen wende, Uw lief gelaat, door leed niet meer verduisterd, Ik hoor uw spreken, - heel mijn aandacht luistert - Ik voel uw geest zooals uw kind hem kende. O zachte martlaar van het harde Leven! 'k Verlies u niet, ik heb u weergevonden, Mijn reine peinzer, 't leven vreemd gebleven. Nu heeft de Dood, o Vader! godgezonden, Den voorhang van 't Mysterie opgeheven En welkom hoort ge uit langverloren monden. Vorige Volgende