Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] LXIV. Wieg. Wieg! schomm'lend scheepje op scheemrende' oceaan! Breidend als bolle zeilen 't blank gordijn, Bewimpeld trotsch met blauw of karmozijn, Als hemelkleur'ge of ochtendvrool'ke vaan! In 't kussen rust, rooswit, het kindekijn; - En droomend zie 'k dat droomloos sluimren aan, En, ver van d' oever, onder zon of maan, Die brooze boot, waar boos de golven zijn. In felle branding strandt ge op zand van duin Of stoot te pletter tegen stugge rots. - Stormvogels fladdren krijschend om uw kruin. - Of wervlend zinkt ge in klokkend kolkgeklots, Verlokt door d' afgrond, Nixen-logentuin.. Wieg! dát is 't Leven, de een'ge gave Gods! Vorige Volgende